Duitse bezetters roofden deze kunstwerken, maar nu zijn ze terug
Economische dwang was een van de manieren waarop nazi's druk uitoefenden op de Joodse bevolking van Duitsland en de bezette landen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het regime nam veel kunst in beslag of dwong gezinnen die te verkopen.
Tijdens de oorlog richtten de geallieerden een groep op die in de volksmond 'monumentenmannen' werd genoemd en die Europees erfgoed beschermde tegen vernietiging. Toen de oorlog was afgelopen, begonnen de leden met het terughalen van geroofde kunstwerken.
In 1998 ondertekenden 44 landen de 'Washington Principles on Nazi-Confiscated Art'. Dit pact verplichtte hen om alles in het werk te stellen om de door de nazi's geroofde kunst terug te geven aan de rechtmatige eigenaren.
Toch zijn veel kunstwerken vandaag de dag nog steeds niet in handen van hun oorspronkelijke eigenaren of erfgenamen. Sommige worden tentoongesteld in musea of zijn verdwaald in privécollecties.
Het terugvinden van geroofde kunst vergt een enorme inspanning van de erfgenamen omdat ze een jarenlange juridische strijd moeten voeren. De meeste eindigen in een schikking en niet met het terugvinden van het schilderij, maar er zijn enkele veelbelovende succesverhalen.
Het Amerikaanse Hooggerechtshof dwong de Duitse galerie Belvedere om het schilderij van Gustav Klimt na zes jaar van procederen terug te geven aan Maria Altman.
Afbeelding: Wikimedia Commons / Publiek domein
Het werd een van de duurste schilderijen in de geschiedenis. Anonieme bronnen vertelden The New York Times dat het in 2006 verkocht werd voor € 107 miljoen. Vier andere schilderijen van Klimt maakten ook deel uit van het juridische geschil.
De Commissie voor Geroofde Kunst in Europa gaf dit historische kunstwerk in 2015 terug aan de erfgenamen van Julius en Camilla Priester. Het prominente Weense echtpaar overleefde de oorlog en vocht tot aan hun dood om hun kunstwerk terug te krijgen.
Afbeelding: Wikimedia Commons / Publiek domein
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ontdekten geallieerde troepen dit in Polen geroofde schilderij in het Beierse landhuis van Hans Frank, het hoofd van de regering in het door de nazi's bezette Polen. Het werd teruggegeven aan de collectie van Książąt Czartoryskich (Princes Czartoryski Foundation) in Krakau.
Een Joodse organisatie ontdekte deze tekening van Klee en schonk hem aan het Israel Museum. Tientallen jaren later werd het teruggegeven aan de erfgenamen van Harry Fuld, een Joodse telefoonmaker die de vervolging van de Nazi's in Duitsland ontvluchtte.
Afbeelding: Wikimedia Commons / Publiek domein
Dit schilderij van Van Gogh behoorde op verschillende momenten toe aan twee vervolgde Joodse families voordat het in beslag werd genomen door de nazi's. In 1979 werd het gekocht door de Texaanse zakenman Edwin Cox. De erfgenamen van de drie families bereikten een overeenkomst voordat ze het schilderij op een veiling van Christie's verkochten voor € 30,4 miljoen.
De Franse regering heeft dit kunstwerk teruggegeven aan de erfgenamen van Paul Rosenberg, een rijke Frans-Joodse kunsthandelaar en verzamelaar. Het was tijdens de nazi-bezetting in beslag genomen.
Afbeelding: Wikimedia Commons / Publiek domein
Het schilderij uit 1904 was een van de vele delen uit de serie Waterlelies van Claude Monet. Sommige van de andere delen zijn verkocht voor meer dan € 47 miljoen.
Afbeelding: Wikimedia Commons
Erfgenamen hebben vier vroege schilderijen van Picasso teruggekregen die de bankier Paul von Mendelssohn-Bartholdy tijdens de naziheerschappij in Duitsland gedwongen moest verkopen. Drie musea en een stichting in de VS gaven de kunst terug of betaalden een schikking.
Ondanks het succes met een aantal prominente kunstwerken, lopen er nog veel rechtszaken die zijn aangespannen door Joodse erfgenamen. In 2018 meldde de Verenigde Staten al dat vijf van de 44 landen die het verdrag ondertekenden niet echt hun best deden om de geroofde eigendommen terug te geven.
Zo beschuldigden de VS Hongarije, Polen, Rusland, Italië en Spanje ervan dat ze te losjes omsprongen met hun toezeggingen. Een voorbeeld hiervan is dat Spanje de teruggave van een schilderij van Camille Pissarro uit het museum Thyssen-Bohemiza weigerde, omdat het volgens de toenmalige regering een particuliere instelling betreft.